Monday, October 6, 2008
Welkom in Megapolis
Aristoteles vond al dat de mens een zoön politikon was. Nu meer dan de helft van de wereldbevolking in steden woont, wordt het tijd om die term weer letterlijk te nemen: de mens is een stadsdier. Het leven in de stad is onze tweede natuur geworden. Maar modernisering en globalisering hebben de afgelopen vijftig jaar het stadsleven ingrijpend veranderd, zo ingrijpend dat we ons moeten afvragen of we aan de vooravond staan van een megapolisering die de weinige leefruimte tot (schaars) consumptieartikel zal maken.
Zal onze tweede natuur onze eerste natuur, de aardse biologie, geheel verdringen? En wat zal de prijs daarvan dan zijn? In Welkom in Megapolis. Denken over wonen, stad en toekomst analyseert filosoof Jan-Hendrik Bakker het stadsleven, onze veranderende stijl van wonen en het stempel dat de stad drukt op ons bewustzijn. Hij legt verbanden tussen filosofie, literatuur, architectuur en populaire cultuur. Hij beschrijft de stad als het podium waarop de grote vragen van deze tijd, gebrek aan samenhorigheid en afbraak van natuur en milieu, het meest concreet aan de orde komen. Welkom in Megapolis pleit voor diversiteit in bouwen, leven en landschap; het is een liefdesverklaring aan de stad als het centrum van ons dagelijks leven.
the death and life of great american cities
Vorige week is op 89-jarige leeftijd de Amerikaans-Canadese schrijfster en activiste Jane Jacobs overleden: een goeroe onder de stadsociologen. Grote bekendheid kreeg ze met haar boek ‘The Death and Life of Great American Cities’ (1961), waarin forse kritiek wordt geuit op de toen geldende stadsvernieuwing en stadsontwikkeling. Haar boeken zijn nog altijd een enorme aanrader voor iedereen die zich bezig houdt met de stad.
Eind jaren vijftig komt Jane Jacobs als eerste in opstand tegen de gangbare stedelijke ontwikkeling in de Verenigde Staten (en vooral New York) bestaande uit grote verkeersdoorbraken en de sloop van woongebouwen ten behoeve van kantoren. In Nederland was dat niet anders. Oude woningen werden hier gesaneerd om plaats te maken voor veelal economische functies, zoals grootschalige kantoorpanden, moderne winkelboulevards, verkeersdoorbraken en parkeergarages. Zie bijvoorbeeld de binnenstad van Utrecht. Belangrijk motief was de drang om de binnensteden tot een economisch centrum te ontwikkelen, waarbij ruimte werd geschapen voor de stijgende (auto)mobiliteit.
Jacobs komt hier tegen in opstand omdat in haar ogen onnodig de binnenstedelijke gemeenschappen worden vernietigd en geïsoleerde, onnatuurlijke stedelijke ruimten worden geschapen. Het wordt uiteindelijk haar leidmotief: steden zijn er voor mensen (“foot people”) en niet voor auto’s. Haar boek, met de veelzeggende ondertitel ‘The failure of town planning’ sloeg in als een bom en heeft uiteindelijk velen geïnspireerd tot nieuwe visies op stadsontwikkeling.
Het mooie van haar boeken is dat veel van haar standpunten nog altijd actueel zijn in huidige debatten over de stad. Zo betoogt Jacobs dat er meer rekening moet worden houden met de menselijke schaal. Ze pleit voor een herstel van de oude stadswijken, de sociale intimiteit en de controle van stoep en straat. En voor sociaal-ruimtelijke analyses op een laag schaalniveau waarbij voldoende aandacht is voor het ontwerp van stedelijke ruimten en de interactie die daar tussen mensen kan plaatsvinden. Een duidelijke mening in een nog altijd bestaande discussie: gaat het bij stadsontwikkeling om vraaggericht werken en een organische stedenbouw met de bewoner centraal of is stadsontwikkeling een aanbodgedreven plannenmakerij met de stad als voornaamste uitgangspunt? Jacobs koos voor het eerste.
Ook over de discussie functiemenging-functiescheiding heeft ze een uitgesproken mening. In haar boek pleit ze voor compacte gemeenschappen waar bewoners wonen, werken/studeren en recreëren. Ze is een fervent voorstander van dichtbevolkte buurten met daarin een zo groot mogelijke diversiteit van bevolking, functies, stedenbouwkundige inrichting en architectuur. Het is deze diversiteit, afwisseling en variatie die volgens Jacobs de levendigheid, de creativiteit, de veiligheid en sociale interactie bevordert. Veel waarde hecht ze daarbij aan het ontwerp en de inrichting van de openbare ruimte. Straten of eigenlijk de stoepen met een publieke functie zijn volgens Jacobs de bron van losse sociale contacten. Ze zorgen voor veiligheid en een gevoel van saamhorigheid. Een visie die ook in een onlangs verschenen advies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) te lezen is.
Is het dan één en al lofzang? Wat mij betreft wel. Maar er is ook kritiek op haar continue drang naar kleinschaligheid, de maakbaarheidgedachte, de journalistieke insteek en haar (te) positieve visie op de stad.
Wel is het de vraag of haar denkbeelden (hoge dichtheden, diversiteit) kunnen worden toegepast op een groot deel van de Nederlandse 'achterstandswijken'. Vooral de vroeg-naoorlogse woonwijken zijn immers monofunctioneel en ontworpen vanuit de visie ‘licht, lucht en ruimte’. Waarschijnlijk zijn haar ideeën beter toepasbaar in binnensteden en enkele vooroorlogse stadswijken.
Aan de andere kant is het misschien ook wel zo simpel als Jacobs dat doet vermoeden: begin op een laag schaalniveau en houdt rekening met de menselijke maat. Dan komt de rest vanzelf wel.
Tuesday, September 9, 2008
Na de sloop
Het is vrij logisch om problemen aan te pakken op de plek waar ze bestaan. Maar het gevolg is vrijwel altijd verplaatsing van de problemen naar andere plekken. Dit effect wordt het waterbedeffect van gebiedsgericht stedelijk beleid genoemd. De vraag of dergelijke effecten ook voorkomen na fysieke herstructurering wordt in deze publicatie van Anne Slob, Gideon Bolt en Ronald van Kempen (UU) besproken. Waar gaan mensen heen na de herstructurering van hun wijk? Veroorzaakt dat elders problemen? Wat zijn motieven en redenen voor mensen om wel of niet terug te keren? Kortom, wat gebeurt er na de sloop?
hier (PDF) downlaoden
Subscribe to:
Posts (Atom)